Algemene nabestaandenwet
Artikel 63a
1
De gewezen verzekerde kan zich vrijwillig verzekeren over een periode van tien jaar, met ingang van de dag na de dag waarop de verplichte verzekering is geëindigd. De eerste zin is alleen van toepassing indien de gewezen verzekerde direct voorafgaande aan de periode van vrijwillige verzekering ten minste een jaar verplicht verzekerd is geweest.
2
De gewezen verzekerde, bedoeld in het eerste lid, kan zich, indien de periode van vrijwillige verzekering is onderbroken door een periode van verplichte verzekering korter dan een jaar, opnieuw vrijwillig verzekeren voor de resterende periode van de tien jaar, bedoeld in dat lid.
3
De periode van maximaal tien jaar, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op:
a
de gewezen verzekerde die in dienstbetrekking staat tot een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon dan wel uit anderen hoofde loon geniet van een zodanige rechtspersoon;
b
de gewezen verzekerde die is uitgezonden om werkzaamheden te verrichten voor door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan te wijzen organisaties voor ontwikkelingssamenwerking;
c
de gewezen verzekerde die werkzaam is bij een door Onze Minister, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan te wijzen volkenrechtelijke organisatie;
d
de gewezen verzekerde die werkzaamheden verricht die worden bekostigd door het Rijk en die tevens in opdracht van het Rijk worden verricht in het kader van een wettelijke taakomschrijving of ter uitvoering van een internationaal verdrag dan wel een daarmee gelijk te stellen overeenkomst of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie;
e
de gewezen verzekerde, die op de dag waarop de verplichte verzekering is geëindigd de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt, niet in Nederland woont en recht heeft op een:
1
uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
2
uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
3
uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;
4
uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
5
uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen;
6
pensioen op basis van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet privatisering Spoorwegpensioenfonds;
7
pensioen op basis van arbeidsongeschiktheid op grond van de Algemene militaire pensioenwet, zoals die luidde voor 1 januari 1998;
8
ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet; of
9
nabestaandenuitkering op grond van deze wet,mits die uitkering of dat pensioen ten minste gelijk is aan 35% van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag; of
f
de gewezen verzekerde wiens recht op een uitkering als bedoeld in onderdeel e uitsluitend als gevolg van het bereiken van de leeftijd van 65 jaar is geëindigd.
4
De periode van maximaal tien jaar, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op de echtgenoot van de in het derde lid genoemde gewezen verzekerde en de inwonende minderjarige kinderen met wie die gewezen verzekerde of die echtgenoot in familierechtelijke betrekking staat.
5
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van dit artikel nadere regels worden gesteld.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
-
LJN AO6248, Eerste aanleg - meervoudig, 01/01071
Rechtsoort
Belasting
Datum uitspraak
18-02-2004
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Eerste aanleg - meervoudig
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
Gerechtshof 's-HertogenboschHeeft de Inspecteur de belanghebbende terecht in de premieheffing voor de volksverzekeringen betrokken? De belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend. De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend.